Een vraag die ieder zich wel eens stelt als een nederlaag onafwendbaar lijkt. Simon deed onlangs in zijn verslag een beroep op een speler om op tijd op te geven. Maar het goede moment om de koning om te leggen is niet voor iedereen hetzelfde.
Eerst maar eens de vraag waaróm je eigenlijk geacht wordt op te geven als je objectief gezien verloren staat. Dat lijkt onderdeel van de schaaketiquette te zijn, een ongeschreven regel. Maar toch ben je het zelf die bepaalt wanneer het genoeg is geweest. Je mat laten zetten mág.
Als je je niet persé mat wil laten zetten, hangt het moment van opgeven af van je oordeel over de stelling. Hoe sterker de spelers, hoe eerder de partij wordt opgegeven. Deze spelers wéten wanneer ze verloren staan en dat hun tegenstander een beslissend voordeel niet zal wegblunderen.
Zwakkere spelers daarentegen zien niet altijd in wanneer het hopeloos is. En wanneer ze de aanstaande nederlaag wel aan voelen komen, kunnen ze nog steeds hoop putten uit het feit dat hun tegenstander ook de sterkste niet is en dat die het voordeel dus best wel eens weg zou kunnen geven.
Een aparte categorie van doorspelen is wanneer je de klap van een plotselinge aanstaande nederlaag nog even moet verwerken. Dan doe je nog wat zetten om een beetje bij te komen voordat je opgeeft.
Zo is het moment van opgave echt een individuele keuze. Voor mij blijft de vraag waarom er wel eens geïrriteerd gereageerd wordt op spelers die door blijven spelen. Je kan het een beetje wonderlijk, of onnodig vinden, maar iedereen speelt naar zijn capaciteit en mag zo lang doorspelen als ie wil.